In een tijdperk waarin het onderwijs snel verandert, biedt het model “Stuurkracht in het beroepsonderwijs” een stevig fundament voor koersontwikkeling. Het helpt bij het begeleiden van duurzame innovaties. Dit model toont hoe organisaties op drie niveaus een effectieve transitie kunnen realiseren. Het model bestaat uit drie bouwstenen: Koers, Concept en Praktijk. Samen sturen deze de richting, het denken en het handelen. Leidende principes en professionele standaarden zorgen voor samenhang (Kaijen, 2021; Van Emst, 1999).
Koers: de richting bepalen
De koers geeft de richting aan die een organisatie wil volgen. Dit gebeurt in de vorm van heldere koersuitspraken. De koers wordt ontworpen vanuit maatschappelijke vraagstukken. Dit gebeurt door co-creatie met zoveel mogelijk betrokkenen. Zowel binnen als buiten de organisatie. Het uitzetten van een koers is cruciaal voor verandering. Het biedt zowel richting als houvast voor betrokkenen. Er kan samen de vraag gesteld worden: zitten we nog op koers?
Dit omvat de lange termijnvisie en strategische doelstellingen. Hierin wordt vastgelegd waar je naartoe wilt. Een koers is belangrijk omdat het een ankerpunt vormt voor betrokkenen. Het helpt reflecteren of men nog op de juiste weg zit. Dit geeft ruimte om aanpassingen door te voeren waar nodig. Koersuitspraken omvatten vaak concepten als leren, samenwerken, eigenaarschap en innovatie. Het belang van een gemeenschappelijke koers is dat het een breed gedragen visie vertegenwoordigt. Iedereen streeft dezelfde doelen na. Dit voorkomt versnippering.
Het vaststellen van een koers is een eerste stap. Daarna moet deze koers vertaald worden naar concrete doelen. Zo wordt de koers richtinggevend in het dagelijkse handelen.
Concept: het gedachtegoed verhelderen
Concepten geven inhoud aan de koers. Ze verankeren theoretische kennis in de praktijk. Conceptverheldering wordt vaak overgeslagen. Men denkt vaak dat iedereen dezelfde interpretaties heeft. Toch is het belangrijk om tijd te nemen voor deze fase. Concepten hebben voor verschillende mensen vaak andere betekenissen.
Conceptverheldering houdt in dat begrippen zoals “eigenaarschap” of “talentgericht” gezamenlijk gedefinieerd worden. Dit voorkomt misverstanden. Het vergroot ook de consistentie in de uitvoering. Zo ontstaat er een gedeeld werkconcept waar iedereen mee kan werken.
Professionals hebben vaak persoonlijke of subjectieve concepten. Deze komen voort uit ervaringen en overtuigingen. Deze mentale modellen spelen een grote rol in hoe zij hun werk vormgeven. Verandering vraagt niet alleen om nieuwe procedures. Het vraagt ook om veranderingen in denken. Dit betekent dat men bereid moet zijn om persoonlijke denkbeelden los te laten.
Praktijk: van concept naar realiteit
De praktijk is waar koers en concepten tot leven komen. Dit begint met een ontwerp dat de toekomstige werkelijkheid beschrijft. Dit ontwerp moet vertaald worden naar concrete stappen. Deze moeten uitvoerbaar zijn in de dagelijkse praktijk.
Het proces begint met experimenteren. Nieuwe ideeën en methodieken worden getest om te zien wat werkt. Teams evalueren steeds of zij nog op koers liggen. Dit vraagt om flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Een goed voorbeeld is het afstemmen van de leeromgeving op veranderende behoeften van studenten en docenten.
Een cruciale factor is het herkennen van mentale modellen. Iedereen werkt vanuit persoonlijke overtuigingen. Deze beïnvloeden gedrag en beslissingen. Om innovatie te laten slagen, moeten mentale modellen aangepast worden aan de gemeenschappelijke visie en koers. Dit proces, ook wel ‘conceptual change’, vraagt om oefening en reflectie. Stap voor stap worden nieuwe denkmodellen eigen gemaakt.
Leidende principes en professionele standaarden: de rode draad
Naast de drie centrale bouwstenen van koers, concept en praktijk, vormen leidende principes en professionele standaarden de rode draad door het hele proces. Leidende principes fungeren als ethische en organisatorische richtlijnen die richting geven aan de verandering. Ze geven aan wat belangrijk is in het onderwijs en welke waarden centraal staan.
Professionele standaarden dienen als maatstaven voor kwaliteit en professionaliteit binnen de organisatie. Ze waarborgen dat veranderingen niet willekeurig plaatsvinden, maar gebaseerd zijn op bewezen methodieken en wetenschappelijke inzichten. Deze standaarden helpen om een basisniveau van kwaliteit en consistentie te behouden, terwijl er toch ruimte is voor experimenteren en vernieuwing.
Door het hanteren van zowel leidende principes als professionele standaarden kan de stuurkracht van de organisatie duurzaam worden versterkt. Deze kaders zorgen ervoor dat de veranderingen niet alleen op korte termijn succes opleveren, maar ook op lange termijn verankerd blijven in de organisatie.
Bronnen
Kaijen, M. (2020). Leren(d) innoveren. Naar zinvol en betekenisvol onderwijs in het hbo. Ten Brink.
Kaijen, M. (2023). Anders willen, Anders denken, Anders doen. Docenten aan het roer bij onderwijsinnovatie in het hbo. Ten Brink.
Van Emst, A. C. (1999). Leidinggeven in onderwijsorganisaties. Utrecht: APS/Edukern.
Geef een reactie